• maak ken·nis
vervoeging van
kennismaken

maak kennis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kennismaken
    • Ik maak kennis. 
  2. gebiedende wijs van kennismaken
    • Maak kennis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kennismaken
    • Maak je kennis?