maak af
- maak af
vervoeging van |
---|
afmaken |
maak af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmaken
- Ik maak af.
- gebiedende wijs van afmaken
- Maak af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmaken
- Maak je af?
- Het woord maak af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.