• maïs·pap·jes, ma·is·pap·jes

de maïspapjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord maïspap
    • Ook heeft hij mijn wetenschappelijk inzicht verruimd en gaf hij mij de kans om mijn kooktechniek te onderhouden door het bereiden van 343 maïspapjes. [1]