méd
- méd
méd o
- een van twee oogpunten in de landschap met zichtverbinding.
- een snijpunt van twee zichtlijnen.
- «Båten ligg i médet.»
- Het boot is in de snijpunt gelegen.
- «Båten ligg i médet.»
- zichtlijn
- een hengelplaats in de snijpunt van twee zichtlijnen.
- doel
o | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | méd | médet | méd | méda |
genitief |
bijvormen | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | médi | |||
genitief |
ha korkje mål eller méd
- Noch en doel noch en opzet hebben.