Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·weg·ziek·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchtwegziekte luchtwegziekten
luchtwegziektes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de luchtwegziektev

  1. (medisch) een gezondheidsprobleem in de luchtwegen van een organisme
    • Het virus zorgde voor een dodelijke luchtwegziekte.