• loop trap·pen
vervoeging van
trappenlopen

loop (...) trappen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trappenlopen
    • Ik loop trappen. 
  2. gebiedende wijs van trappenlopen
    • Loop trappen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trappenlopen
    • Loop je trappen?