Nederlands

 
lokettiste
Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·ket·tis·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lokettiste lokettistes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lokettistev

  1. (beroep) vrouwelijke loketbediende
     De dienstdoende lokettiste riep, achterover hangend in haar stoel, nog steeds even verveeld: Élse, ken jij deze meneheer?'Het meisje herkende hem met een glimlach.[2]
     Toen die zichzelf korte tijd later wist te bevrijden, greep ze een lokettiste van TESO. Die hield ze een kleine twee uur vast, waarna de politie de gijzeling beëindigde. Door andere reizigers gemaakte filmpjes van het incident waren toen al massaal gedeeld via sociale media.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Schoonmaakster die 'collega' gijzelde in veerboot-kantoor een jaar opgenomen” (20-04-2018), Tubantia