• lob·ben

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lobben
lobde
gelobd
zwak -d volledig

lobben

  1. (badminton) het spelen van een lob

de lobbenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lob
71 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be