• link·mie·gel
enkelvoud meervoud
naamwoord linkmiegel linkmiegels
verkleinwoord linkmiegeltje linkmiegeltjes

de linkmiegelm

  1. (scheldwoord) sluw, verraderlijk persoon
    • Daar heeft die linkmiegel mij toch nog te pakken! 
71 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[2]