Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lim·bi
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de limbimv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord limbus
Synoniemen


Latijn

Uitspraak
  • IPA: /ˈlɪmbi/
Woordafbreking
  • lim·bi

Zelfstandig naamwoord

limbī limbī

  1. nominatief mannelijk meervoud van limbus
  1. genitief mannelijk enkelvoud van limbus
  1. vocatief mannelijk meervoud van limbus