limbi
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lim·bi
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
de limbi mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord limbus
Synoniemen
Latijn
Uitspraak
- IPA: /ˈlɪmbi/
Woordafbreking
- lim·bi
Zelfstandig naamwoord
limbī limbī
- nominatief mannelijk meervoud van limbus
- genitief mannelijk enkelvoud van limbus
- vocatief mannelijk meervoud van limbus