Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lig uit·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uiteenliggen

lig (...) uiteen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uiteenliggen
    • Ik lig uiteen. 
  2. gebiedende wijs van uiteenliggen
    • Lig uiteen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uiteenliggen
    • Lig je uiteen? 

Gangbaarheid