Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • liep voor·uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vooruitlopen

liep vooruit

  1. enkelvoud verleden tijd van vooruitlopen
    • Ik liep vooruit. 
    • Jij liep vooruit. 
    • Hij, zij, het liep vooruit. 


Gangbaarheid