Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • liep vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vastlopen

liep vast

  1. enkelvoud verleden tijd van vastlopen
    • Ik liep vast. 
    • Jij liep vast. 
    • Hij, zij, het liep vast. 


Gangbaarheid