liep vast
- liep vast
vervoeging van |
---|
vastlopen |
liep vast
- enkelvoud verleden tijd van vastlopen
- Ik liep vast.
- Jij liep vast.
- Hij, zij, het liep vast.
- Ik liep vast.
- Het woord liep vast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.