Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Middelnederduits.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lide
lider
led
lei
lidd
lidt
Klasse 1 sterk

Werkwoord

lide

  1. onovergankelijk lijden
    «Mens han var i det fremmede landet begynte han å lide nød.»
    Terwijl hij in het buitenland was, begon hij nood te lijden.
Schrijfwijzen
Citaten

Det er bedre å lide urett enn å gjøre urett. (Platon)

  • Beter onrecht lijden, dan onrecht doen. (Plato)

Werkwoord

lide av

  1. onovergankelijk lijden aan
    «Han skal lide av høyt blodtrykk og magesår.»
    Hij zal aan hoge bloeddruk en maagzweren lijden.

Werkwoord

lide for

  1. onovergankelijk lijden voor
    «Kvinner som ofte bruker høyhælte sko, må belage seg på å lide for skjønnheten resten av livet.»
    Vrouwen die vaak gebruik maken van schoenen met hoge hakken, moeten zich erop voorbereiden om gedurende het hele leven te lijden voor de schoonheid.

Werkwoord

lide under

  1. onovergankelijk te lijden hebben van, last hebben van, last ondervinden van
    «Over 100.000 vil lide under flyveforbud.»
    Meer dan 100.000 mensen zullen last ondervinden van het vliegverbod.


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Middelnederduits.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lide
lid
(bijvorm) lider
lei
leid
lide
lidi
lidd
lidt
Klasse 1 sterk

Werkwoord

lide

  1. onovergankelijk lijden
Schrijfwijzen

Werkwoord

lide av

  1. onovergankelijk lijden aan

Werkwoord

lide for

  1. onovergankelijk lijden voor

Werkwoord

lide under

  1. onovergankelijk te lijden hebben van, last hebben van, last ondervinden van


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·de

Zelfstandig naamwoord

lide

  1. vocatief enkelvoud van lid