Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·aan
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘slingerplant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1770 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord liaan lianen
verkleinwoord liaantje liaantjes

Zelfstandig naamwoord

de liaanv / m

  1. een plant die in lange slingers in de bomen van een oerwoud hangt
    • Tarzan slingerde met lianen van boom tot boom. 
     Dus nu zou het zwemmen worden, daar liep het altijd op uit. Eerst zou Tarzan een beetje aan lianen slingeren tot hij bij een rivier of meer kwam, waar hij in dook en wegzwom van de krokodillen alsof het een makkie was.[2]

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen