Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·ver·cel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levercel levercellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de levercelv / m

  1. de functionele cel van leverweefsel
    • „Een diepgaand onderzoek van de stamcellen die door deze techniek zijn gemaakt, toont aan dat ze de capaciteit hebben te veranderen, net als gewone embryonale stamcellen, in allerlei types van cellen, inclusief zenuwcellen, levercellen en hartcellen”, aldus Mitalipov. [2] 
    • De malariaparasiet is een lastige gast. Zodra hij via een muggenbeet het menselijk lichaam binnendringt, gaat hij via de bloedbaan naar de lever. Daar vermenigvuldigt hij zich in de levercellen, die na enige tijd openbarsten. Zo komen de parasieten weer in de bloedbaan, waar ze dan de kenmerkende ziekteverschijnselen van malaria veroorzaken. [3] 
    • Ook goed tegen misselijkheid, én tegen een opgeblazen gevoel zijn artisjokken. Bovendien zou deze plant de levercellen beschermen tegen alcohol. Best handig, toch? [4] 

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen