Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leu·ter·praat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leuterpraat -
verkleinwoord leuterpraatje leuterpraatjes

Zelfstandig naamwoord

de leuterpraatm

  1. onzinnig gepraat, nonsens, gezwam
    • Deze vraag kán ook beantwoord worden, maar zeer zeker niet met oppervlakkige rationalistische argumentatie of intellectuele leuterpraat.[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Westers bewustzijn, oosters inzicht.
    Carl Gustav Jung, Pety de Vries-Ek, Annelies Hazenberg
    1998