• les·groep·jes

de lesgroepjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord lesgroep
    • Terwijl aan de ene kant het verschijnsel van de vrijwillige lesgevers, die kleine lesgroepjes of individuele lesnemers begeleiden, verdwijnt, kan aan de andere kant de leemte die daardoor ontstaat niet door beroepskrachten worden opgevuld. [1]