legitimar
- le·gi·ti·mar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
legitimar |
legitimaba |
legitimado |
volledig |
legitimar
- overgankelijk wettigen, voor echt verklaren
- legitimeren, rechtvaardigen
- [1] legalizar
- [2] justificar
- legitimar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española