Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leg·de droog
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
droogleggen

legde droog

  1. enkelvoud verleden tijd van droogleggen
    • Ik legde droog. 
    • Jij legde droog. 
    • Hij, zij, het legde droog. 


Gangbaarheid