legde bij
- leg·de bij
vervoeging van |
---|
bijleggen |
legde bij
- enkelvoud verleden tijd van bijleggen
- Ik legde bij.
- Jij legde bij.
- Hij, zij, het legde bij.
- Ik legde bij.
- Het woord legde bij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.