Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leg droog
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
droogleggen

leg droog

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van droogleggen
    • Ik leg droog. 
  2. gebiedende wijs van droogleggen
    • Leg droog! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van droogleggen
    • Leg je droog? 


Gangbaarheid