leesvaardigheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lees·vaar·dig·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van leesvaardig met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leesvaardigheid | leesvaardigheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de leesvaardigheid v
- de mate waarin iemand kan lezen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord leesvaardigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.