Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leert bij
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
bijleren

leert bij

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijleren
    • Jij leert bij. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijleren
    • Hij leert bij. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bijleren
    • Leert bij! 


Gangbaarheid