Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leert aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanleren

leert (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanleren
    • Jij leert aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanleren
    • Hij leert aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanleren
    • Leert aan! 

Gangbaarheid