leen uit
- leen uit
vervoeging van |
---|
uitlenen |
leen uit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlenen
- Ik leen uit.
- gebiedende wijs van uitlenen
- Leen uit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlenen
- Leen je uit?
- Het woord leen uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.