• leen uit
vervoeging van
uitlenen

leen uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlenen
    • Ik leen uit. 
  2. gebiedende wijs van uitlenen
    • Leen uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlenen
    • Leen je uit?