Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leef·den voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorleven

leefden (...) voor

  1. meervoud verleden tijd van voorleven
    • Wij leefden voor. 
    • Jullie leefden voor. 
    • Zij leefden voor. 

Gangbaarheid