voorleven
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·le·ven
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor bw en leven ww
Werkwoord
voorleven [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorleven |
leefde voor |
voorgeleefd |
zwak -d | volledig |
- door een manier van leven iemand iets als voorbeeld geven
- ▸ In de vastgelopen huizenmarkt verwijten we de banken dat ze eindelijk nee zeggen tegen de consumentenvraag van in essentie risicovolle hypotheken. En de consumptieve collectieve schuld is boven de 27 miljard euro uitgekomen. Cynisch zou je kunnen zeggen dat de overheid slechts doet wat haar burgers haar voorleven, leven op de pof.[2]
- ▸ Maar bedenk: kinderen zijn vaak een hele goede spiegel van je functioneren als ouder. Schreeuwen ze, zijn ze gestrest, gedragen ze zich egoïstisch? Dan hebben ze het hoogstwaarschijnlijk van jou. Wat hun ouders voorleven, doen zij na.[3]
Gangbaarheid
- Het woord voorleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorleven" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Frank van Dalen“'De economische crisis gaat niet over 'zij' maar over 'wij'” (07-11-2011), Tubantia
- ↑ Weblink bron 25-01-2017“Afwezige ouders? Lastige kinderen” (Eefje Oomen), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be