leefden samen
- Geluid: leefden samen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlevdə(n) ˈsamə(n) / (4 lettergrepen)
- leef·den sa·men
vervoeging van |
---|
samenleven |
leefden (…) samen
- meervoud verleden tijd van samenleven
- Wij leefden samen.
- Jullie leefden samen.
- Zij leefden samen.
- Wij leefden samen.
- Het woord leefden samen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.