Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leef·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leefbaarheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de leefbaarheidv

  1. de mate waarin iets leefbaar is; de mate waarin je ergens prettig kunt wonen
     Wethouder Van Doorninck noemt de uitspraak heel goed nieuws voor bewoners. "De leefbaarheid van hun straat wordt beschermd."[1]

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Vestiging flitsbezorger A'dam moet dicht, gevoelige nederlaag darkstores” (26 april 2022), NOS