lazerij
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- la·ze·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lazerij | lazerijen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de lazerij v
- (pejoratief) het menselijk lichaam
- melaatsheid, lepra, leprozenhuis
Uitdrukkingen en gezegden
- iemand op zijn lazerij komen geven
iemand een pak slaag geven, iemand straffen
Gangbaarheid
- Het woord lazerij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lazerij" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ lazerij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be