lassoën
- las·so·en
- afgeleid van lasso
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lassoën |
lassode |
gelassood |
zwak -d | volledig |
lassoën
- overgankelijk iets proberen te vangen door met een lasso werpen
- Het woord lassoën staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Lotsy, J.P.“Van den Atlantischen Oceaan naar de Stille Zuidzee” (1930), Naeff