• lar·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
larpen
larpte
gelarpt
zwak -t volledig

larpen

  1. overgankelijk (landbouw), (verouderd) gelijktijdig dorsen met alle vlegels.
      In Groningerland gebruikt men dit woord van eene bijzondere manier van dorschen, zoodat al de vlegels te gelijk op het dorschkleed geslagen worden: koolzaad larpen.[1]
  1.   Weblink bron
    Weiland, P.
    “Nederduitsch taalkundig woordenboek. I-L” (1799)