langstslapende
- langst·sla·pen·de
- samenstelling van langst en slapende
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | langstslapende | langstslapenden |
verkleinwoord |
- de persoon die het langst blijft slapen, die het laatste opstaat in de ochtend
- De langstslapende moet het raam van de slaapkamer sluiten.
- Het woord 'langstslapende' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.