Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam·mer

Werkwoord

vervoeging van
lammeren

lammer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lammeren
    • Ik lammer. 
  2. gebiedende wijs van lammeren
    • Lammer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lammeren
    • Lammer je? 

Bijvoeglijk naamwoord

lammer

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van lam
Anagrammen