Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·gen bloot
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
blootliggen

lagen (...) bloot

  1. meervoud verleden tijd van blootliggen
    • Wij lagen bloot. 
    • Jullie lagen bloot. 
    • Zij lagen bloot.