lagen
- Geluid: lagen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlaɣə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈla.χə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈla.ɣə(n)/
- la·gen
vervoeging van |
---|
liggen |
lagen
- meervoud verleden tijd van liggen
- Wij lagen.
- Jullie lagen.
- Zij lagen.
- Wij lagen.
- ▸ In een urinoir kan het ook soms moeilijk zijn om met iemand naast je te plassen. Hier was het nog lastiger omdat er twee mensen naast mij lagen, waarvan één tot overmaat van ramp de enige aanwezige vrouw was.[1]
de lagen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord laag
- Het woord lagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lagen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- la·gen
lagen, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van lage