Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lach·coach
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lachcoach lachcoaches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lachcoachm

  1. iemand die beroepsmatig mensen begeleidt met het (laten) lachen

Gangbaarheid