• la·ba·re
  • Afgeleid van het werkwoord labi met het achtervoegsel -are.
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
labāre labo labāvi labātus
eerste vervoeging volledig

lăbāre

  1. wankelen
  2. weifelen