kwansuis
- kwan·suis
- van Middelnederlands quamsijs, quanchuys, quanshuys, mogelijk via Oudfrans quanses van Latijn quamsi "alsof" [1][2]
kwansuis
- op een manier die een bepaalde, onjuiste of niet-gemeende indruk moet geven
- Hilarisch hoogtepunt is voor mij het schertsinterview dat Bomans in 1963 ter gelegenheid van Carmiggelts vijftigste verjaardag met de jubilaris maakte. Interviewer Bomans laat kwansuis merken dat hij zichzelf veel beter vindt dan zijn gastheer, en geeft hem en zijn vrouw vervolgens onderricht in het drinken van oude klare. [3]
- Het woord kwansuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kwansuis" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kwansuis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Abrahams, F.Vrienden (24 juni 1999) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-10-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be