• krom·lig·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kromliggen
lag krom
kromgelegen
klasse 5 volledig

kromliggen

  1. inergatief allerlei gebrek en ongerief voor lief nemen, gewoonlijk om een ander financieel te steunen
    • De hele familie heeft kromgelegen om zoonlief te laten studeren en nu flikt hij dit! 
96 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be