kristalliseert uit

  • kris·tal·li·seert uit
vervoeging van
uitkristalliseren

kristalliseert (...) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkristalliseren
    • Jij kristalliseert uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkristalliseren
    • Hij kristalliseert uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitkristalliseren
    • Kristalliseert uit!