Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kras·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkrassen

krasten (...) af

  1. meervoud verleden tijd van afkrassen
    • Wij krasten af. 
    • Jullie krasten af. 
    • Zij krasten af. 

Gangbaarheid