koukleumden
- Geluid: koukleumden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɑuklømdə(n) / (3 lettergrepen)
- kou·kleum·den
- koukleumde met de uitgang -en
vervoeging van |
---|
koukleumen |
koukleumden
- meervoud verleden tijd van koukleumen
- Wij koukleumden.
- Jullie koukleumden.
- Zij koukleumden.
- De kinderen hadden na school juichend de eerste sneeuw zien vallen, en ze opgevangen met grijphandjes, die koukleumden van de winterpret. [1]
- Wij koukleumden.
- Het woord 'koukleumden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ "Sint Nicolaasavond." in: Eindhovensch Dagblad jrg. 4 nr. 277 (27 november 1915); p. 5 kol. 3; geraadpleegd 2018-03-14