koteren
- ko·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
koteren |
koterde |
gekoterd |
zwak -d | volledig |
koteren [2]
- peuteren, (vooral van de tanden)
- Het woord koteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koteren" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ koteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be