konditorei
  • kon·di·to·rei
  • uit het Duits
enkelvoud meervoud
naamwoord konditorei konditoreien
verkleinwoord

de konditoreiv

  1. een banketbakkerij die doorgaans ook dienst doet als café
     „Op vrijdag voert de route naar Uelsen. Dat is een populaire bestemming, ook omdat het landschap in Duitsland direct heel anders is dan het Essenlandschap van Tubbergen. De pauzeplek is bij een echte ouderwetse Konditorei, dat vinden de deelnemers vaak een groot succes.” Deelnemers aan de fietsvierdaagse krijgen iedere dag een stuk fruit en een pakje drinken mee.[1]
     Taarten van Abel blijft ook voor De Jong fris, omdat het zijn eerste en vooralsnog enige tv-programma is. De rest van zijn werktijd wijdt De Jong aan bakkerij en konditorei De Taart van m'n Tante in de Ferdinand Bolstraat, waar hij mede-eigenaar van is.[2]
  1.   Weblink bron
    26-07-2012
    “Mooie routes zijn een must voor fietsvierdaagse Tubbergen” (Roel Lutkenhaus), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Hannah Stöve
    “Wat is toch de succesfactor van Taarten van Abel?” (14 januari 2018), Het Parool