kondenzovat
- IPA: /kɔndɛnzɔvat/
- kon·den·zo·vat
kondenzovat imperfectief / perfectief
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
eerste persoon | kondenzuji (kondenzuju) | kondenzujeme | |
tweede persoon | informeel | kondenzuješ | kondenzujete |
formeel | kondenzujete | ||
derde persoon | kondenzuje | kondenzují (kondenzujou) |
- Oude schrijfwijze: kondensovati imperfectief / perfectief
- Oude schrijfwijze: kondenzovati imperfectief / perfectief