konden
- Geluid: konden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɔndə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈkɔn.də(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈkɔn.də(n)/
- Oorspronkelijk de verleden tijd meervoud van connen, een uit de taal verdwenen nevenvorm van kunnen. In het Vroegnieuwnederlands werd konden de enige standaardvorm, in plaats van consten.[1]
- kon·den
vervoeging van |
---|
kunnen |
konden
- meervoud verleden tijd van kunnen
- Wij konden.
- Jullie konden.
- Zij konden.
- Wij konden.
- ▸ Toen ook de kinderen mijn rare plan accepteerden stonden alle lichten ineens op groen. De voorbereidingen konden beginnen.[2]
- Het woord konden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "konden" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ KUNNEN (IN STAAT ZIJN), etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be