kom thuis
- kom thuis
vervoeging van |
---|
thuiskomen |
kom (…) thuis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiskomen
- Ik kom thuis.
- gebiedende wijs van thuiskomen
- Kom thuis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiskomen
- Kom je thuis?
- Het woord kom thuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.