Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koe·koek·wo·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

koekoekwonen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
koekoekwonen


onvolledig
  1. wonen in leegstaande gebouwen die oorspronkelijk niet als woning bedoeld waren

Gangbaarheid